Kunstschilder Jacco Olivier groeide op in Kloetinge, maar verliet Zeeland voor een opleiding aan de Hogeschool voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch. Daarna studeerde hij aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam, waar hij nu woont en zijn atelier heeft. Jacco had solotentoonstellingen in onder meer het Indianapolis Museum of Art, Marianne Boesky Gallery in New York, Victoria Miro Gallery in Londen en galerie Ron Mandos in Amsterdam. In zijn werken komen schilder- en videokunst samen.
Hoe en wanneer is je interesse in schilderkunst ontstaan?
“Ik deed MTS Elektronica in Vlissingen, maar zag me daar niet in verder gaan. Ik kende mensen die Kunstacademie hadden gedaan. ik vond dat zij een leuk sfeertje om zich heen hadden. Ik denk dat het uiteindelijk een recalcitrante keuze was om naar de Kunstacademie te gaan, op mijn achttiende was ik niet bewust bezig met mijn toekomst. Ik heb eerst nog Grafische Vormgeving geprobeerd, omdat ik dat beter kon verkopen thuis, maar tijdens het eerste jaar al besloot ik te willen schilderen.”
Was je als kind wel al creatief bezig?
“Vast wel, ik tekende veel. En ik keek in boeken over moderne kunst. Als ik in musea kwam, was ik onder de indruk van schilderijen. Ik weet nog dat ik een keer voor ‘Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue’ stond, een schilderij van Barnett Newman. Ik begreep er helemaal niets van, maar vond het super intrigerend. Dat ik niet wist waar het over ging, maar zo’n werk toch in een museum hing, dat vond ik gaaf. Ik was dus wel bezig met kunst, maar had nooit de wens om kunstenaar te worden.”
Je groeide op in Kloetinge. Denk je dat de Zeeuwse omgeving invloed heeft gehad op je werk?
“Uiteindelijk wel. Als ik terugkom in Zeeland valt me de specifieke bouwstijl op: kleine huizen, dakkapelletjes… In de Lewestraat waar ik opgroeide, was ieder huis anders. Die sfeer zie je terug in mijn werken. Ik heb ooit een film gemaakt met de titel ‘Saeftinghe’. Ik was nog nooit in het Verdronken Land van Saeftinghe geweest, maar mijn buurman deed daar opgravingen en dat sprak me aan.”
Kom je nog regelmatig in Zeeland?
“Niet meer zo vaak sinds mijn ouders overleden zijn. Ik heb een broer in Terneuzen en zus in Kortgene wonen, dus daar kom ik weleens. Sinds ik er weg ben, vind ik Zeeland veel leuker. Het voelt altijd nog als thuiskomen. De Zeeuwse arbeidsethos heb ik ook nog steeds.”
Waar haal je je inspiratie vandaan?
“Uit het dagelijks leven en mijn eigen gemoedstoestand. Hoe dichter je bij jezelf blijft, hoe meer mensen je aanspreekt.”
Wat hoop je dat mensen uit je werk halen?
“Daar ben ik na al die jaren nog steeds niet achter. Ik vond het vroeger stoer dat ik voor een werk stond en niet wist waar het over ging. Dat vind ik leuk aan kunst: dat niemand het eigenlijk weet en dat het subjectief is. Je weet dat iets je aanspreekt, maar waarom? Vaak weet je onderbewuste meer dan je bewuste. Als kunstenaar doe ik dingen ook min of meer per ongeluk. Je zet een sfeertje neer en hoopt dat mensen iets van zichzelf erin herkennen.”
‘Dat ik niet wist waar het over ging, maar zo’n werk toch in een museum hing, dat vond ik gaaf’
Wat hoop je dat mensen uit je werk halen?
“Daar ben ik na al die jaren nog steeds niet achter. Ik vond het vroeger stoer dat ik voor een werk stond en niet wist waar het over ging. Dat vind ik leuk aan kunst: dat niemand het eigenlijk weet en dat het subjectief is. Je weet dat iets je aanspreekt, maar waarom? Vaak weet je onderbewuste meer dan je bewuste. Als kunstenaar doe ik dingen ook min of meer per ongeluk. Je zet een sfeertje neer en hoopt dat mensen iets van zichzelf erin herkennen.”
Wat brengt het schilderen jou?
“Je gaat vaak van het ene werk naar het andere, dus je duikt steeds dieper ergens in. Ik vind het een interessant gegeven dat ik zelf nog steeds niet weet wat ik nu eigenlijk zoek. We rommelen allemaal maar wat aan. Ik geloof niet zo in absolute waarheden. Met kunst kun je onderzoeken waar je staat in het leven.”
Hoe is jouw werk veranderd de afgelopen jaren?
“Ik doe steeds minder. In het begin deed ik veel, omdat ik wilde laten zien wat ik kon. Nu wil ik met minder, meer. Soms moet je iets aanraken en daarna loslaten of uit elkaar trekken. In plaats van dat je een landschap schildert, kun je ook denken: waar bestaat het uit en wat zijn de lagen waarin je dat kunt weergeven? Vroeger maakte ik filmpjes die een verhaal vormden, nu steeds meer eenduidige beelden.”
Hoe komt een werk tot stand?
“Vaak is het eerst een beetje rommelen. Een vaag idee hebben en er gewoon aan beginnen. Ik weet nooit precies wat ik wil, maar dat is ook meteen de motor. Ik ga zoeken, schilderen en maak tussendoor foto’s. Vaak schilder ik dingen kapot. Dan kijk ik terug naar de foto’s en denk ik: toen ik het net aanraakte, was het beter dan toen ik het ging uitwerken. Daar waar ik niet oplet, bijvoorbeeld mijn kwast afveeg, gebeuren in mijn optiek dingen die spontaan zijn en veel meer een vanzelfsprekendheid hebben. Dat wil ik graag laten zien. Het blijft vaag om uit te leggen. Ik zou willen dat ik er na al die jaren comfortabel in was, maar ik ben een kunstenaar die altijd zoekende blijft.”
Is schilderen nog ontspanning voor jou?
“Vroeger zat ik ’s avonds te schilderen op mijn studentenkamertje en hoefde ik niets… Nu zitten galerieën op je te wachten en moet er geld verdiend worden. Al bij al is het net een baan als alle andere, alleen zegt er niemand wat ik moet doen. Maar ontspannend? Het is niet zoals sommige mensen denken: kunstenaar zijn, lekker van je hobby je werk maken. Dan zou je blijven steken in het maken van zondagsschilderijen en ik wil me graag verhouden tot de internationale kunstwereld.”
‘Je zet een sfeertje neer en hoopt dat mensen iets van zichzelf erin herkennen’
Waarmee ontspan je dan wel?
“Ik hou me bezig met muziek, speel saxofoon. Ik zou meer dingen moeten hebben om te ontspannen. Je moet je werk af en toe neer kunnen leggen, anders zie je het niet meer. Maar ik kan het moeilijk loslaten. Er is altijd wat te doen.”
Waar ben je op dit moment mee bezig?
“Ik heb net een film afgeleverd voor een projectie op een vuurtoren op Schiermonnikoog. Ik ben bezig met nieuwe animaties en schilderijen en kijk nu vooral hoe ik die onderzoekend, open en spannend voor mezelf kan houden. Ondertussen maak ik naast animaties, ook schilderijen waarbij ik lagen uit elkaar trek. Er staat nog een presentatie bij Art Antwerpen op de planning en over een tijdje weer een tentoonstelling bij Galerie Ron Mandos in Amsterdam.”
Heb je nog ambities?
“Naast dat ik mijn werk in elk belangrijk museum in de wereld wil hebben, vind ik het interessant om te exposeren in openbare ruimten. Zo maakte ik een paar jaar geleden een grote animatie voor de Eerste Hulp afdeling van het Amsterdam UMC. Mijn eerste gedachte was dat mensen daar niet op zouden zitten wachten, maar het had uiteindelijk allerlei bijkomstigheden die ik niet had verwacht. Het gaat om een 24 meter lange animatie die langzaam beweegt, op de muur van een gang die uitkomt op een wachtkamer. Die muur was eerst rommelig: er stonden brancards en koffieautomaten voor en er werden briefjes aan opgehangen. Dat wordt nu niet meer gedaan, dankzij de projectie blijft de muur schoon. Ook liepen er altijd veel ongeduldige mensen terug door de gang naar de bewaking, om te vragen wanneer ze aan de beurt waren. Nu lopen er veel minder mensen terug, omdat de beweging de andere kant opgaat. Bovendien is de ervaren wachttijd minder lang. Als er wat te zien is, hebben mensen het gevoel dat ze minder lang moeten wachten. Dat vind ik leuk: dat er op plekken waar in eerste instantie geen kunstminnend publiek komt, er toch iets te zien is en het iets doet. De projectie op de vuurtoren in Schiermonnikoog vinden ook veel mensen leuk die eigenlijk niet geïnteresseerd zijn in kunst. Misschien was ik vroeger ook wel zo iemand. Het maakt kunst meer toegankelijk, dus daar wil ik zeker mee doorgaan.”
Wat wil je meegeven aan kunstminnend publiek in Zeeland?
“Je zou denken dat er in Zeeland niet veel kunst is, maar het tegendeel is waar. Ik deed ooit een workshop met Paul en Menno de Nooijer in Middelburg. Zij deden alles met de hand. Als ze een film maakten, maakten ze eerst overal een polaroid van en die afbeeldingen filmden ze weer. Heel omslachtig, maar doordat het met de hand werd gedaan, behield het een soort levendigheid. Dat heb ik van hen geleerd: met de hand dingen doen, geeft veel meer een menselijk gevoel. Denk ook aan Jan van Munster, die de watertoren van Oost-Souburg kocht en daar een kunstruimte van maakte. Of Piet Dieleman, een bekende schilder in Middelburg. Ik zag het zelf vroeger niet, maar er is genoeg te zien en doen in Zeeland.”
‘Dat vind ik leuk: dat er op plekken waar in eerste instantie geen kunstminnend publiek komt, er toch iets te zien is en het iets doet’
Tekst Gertie de Boey | Fotografie Jacco Olivier