‘Deze Alvis is een unieke en elegante wagen die het restaureren meer dan waard is’

‘Meesterwerk van Hermann Graber’

Ik ben al heel lang onder indruk van carrossiers, koetswerkbouwers dus. Dankzij mijn ouders kom ik al sinds 1959 in Zwitserland en daar ontdekte ik schitterende voor- en naoorlogse creaties van Hermann Graber. Omdat ik al jaren de speaker ben op het Oldtimerfestival in Axel, ontmoette ik daar in 2019 Peter Cappon die met veel trots zijn net gerestaureerde Alvis TC 108 G(raber) aan het grote volk toonde.

Toen ik in september de Graber-tentoonstelling mocht bezoeken in het Pantheon in het Zwitserse Basel ter gelegenheid van de vijftigste sterfdag van de Zwitserse carrossier, rijpte bij mij het idee om voor VIVACE een special te maken over de Alvis van Peter Cappon.

De aanleiding

Koetswerkbouwers zijn creatieve mensen. Toen de automobiel zijn intrede deed, schakelde men over en ging koetswerken bouwen op een rolling chassis van bekende automerken. Voor dit verhaal heb ik Peter Cappon geïnterviewd en ben ook met hem meegereden in Lady Jeen, zoals hij de Alvis met liefde noemt, met een vette knipoog naar zijn vrouw Irene en natuurlijk naar de song van de Rolling Stones, Lady Jane. Vorig jaar bestond het gerenommeerde Britse automerk 100 jaar en het Louwmanmuseum in Den Haag heeft daar toen uitgebreid aandacht aan besteed. Alvis heeft als een van de laatste automerken koetswerken gebouwd en laten bouwen op een separaat chassis. Carrossiers konden met een zelfdragende carrosserie niets aanvangen. Ze ontwierpen en bouwden hun kunstwerken door eerst een houten mal te laten maken en daarna de carrosserie er omheen te laten kloppen.  Peter Cappon reed al jaren oldtimerritten en vakantietochten met een MGA, maar hij was op zoek naar een andere oldtimer naast de MG.

 

Ik laat hem graag aan het woord: “ Samen met mijn vriend, garagehouder en restaurateur Peter Snoodijk uit Axel, zag ik de Alvis bij de Oldtimerfarm in het Belgische Aalter. Hoewel we zagen dat hij fout gerestaureerd was, viel ik meteen voor de grandeur van deze Britse Saloon. Ik besloot hem in overleg met Peter Snoodijk te kopen met de zekerheid dat hij hem zou gaan restaureren.”   

Licentie

Hermann Graber schiep zijn creaties al vanaf 1926, vóór de oorlog vooral op rolling chassis van Packard, Mercedes, Bugatti, Talbot etc., na de wereldbrand ging hij hiermee door, maar vooral zijn ontwerpen op Alvis-basis lieten een grote indruk achter op de directie van het Britse merk. Hij werd zelfs importeur van Alvis en produceerde van het type TC 24 stuks in zijn werkplaats in het Zwitserse Wichtrach. Omdat hij lang niet aan de vraag kon voldoen, werd besloten Graber Alvissen in licentie in het Verenigd Koninkrijk te gaan maken, uiteraard ook handwerk. De auto van Peter Cappon is zo’n voorbeeld. De carrosserie werd in een oplage van zestien stuks bij busbouwer Willowbrook rond de mallen van Graber geklopt, uitsluitend als tweedeurs vierpersoons Saloon. Uiteindelijk bleek Willowbrook te duur en heeft de carrosseriefabriek Park Ward het stokje overgenomen.

De restauratie

Peter Cappon laat me de allereerste foto’s zien: “Met name de achterzijde was fout gerestaureerd. Hij had bijvoorbeeld de achterlichten van een Rover P5, met behulp van heel veel plamuur. Het achterscherm was wel tot 3 centimeter opgedikt voor die lichten, maar dat klopte niet, want origineel moeten dat kleinere zijn van een P4. Gelukkig zat het oude plaatwerk er nog onder, maar we moesten wel grote gaten dichtlassen om die kleinere units te monteren.” Ik laat uiteraard restaurateur Peter Snoodijk, directeur van Snoodijk Classics in het industriepark Drie Schouwen Zuid in Axel, ook aan het woord: “Wat een ander niet kan, is voor mij een uitdaging. Deze Alvis is een unieke en elegante wagen die het restaureren meer dan waard is. Graber paste, om gewicht te besparen, aluminium toe bij de motorkap, het dak en het kofferdeksel en dat kan problemen opleveren, want aluminium en staal hebben verschillende uitzettingsgraden. Bovendien verwerkte Graber veel hout en daarvoor moesten we platkopschroeven hebben die we weer bij een oude timmerman vonden. Ook het afhangen van de portieren, de restauratie van het unieke kunststof dashboard en de plaatsing van de driedelige achterruit waren forse klussen. Tot slot is hij bij de Feijter Autoschade hier om de hoek van de prachtige blauwe kleur voorzien.”

Onderweg met Lady Jeen

Als Peter Cappon haar tot leven wekt in zijn garage waar ze gezusterlijk naast de MGA staat, klinkt de donkerbruine grom van haar drieliter zescilinder me als muziek in de oren.  Als hij met haar de garage uitrijdt, geniet ik van de typische ‘Graber-blik’ in haar ogen en natuurlijk ook van de mooie draadspaakwielen met de centrale wielmoer. Ik neem plaats aan de linkerkant van Peter, want zij is rechts gestuurd en ik heb uitzicht op de eagle die helemaal voorop de mooie grille zijn vleugels spreidt.

 

Het gladde kunststof dashboard is voor die tijd écht uniek. De leren stoelen zitten prima en zó typisch Brits. De snelheidsmeter met de mijlenteller draait met de klok mee, de toerenteller juist tegendraads, heel apart. Het stuurwiel met de chromen spaken komen we alleen in Engelse auto’s tegen. Peter moet flink wat kracht zetten, want stuurbekrachtiging heeft Lady Jeen niet. De charme van haar fraaie Graber-koetswerk en de zingende zespitter overheersen echter. Wat een heerlijk comfortabele en verleidelijke automobiel is zij toch…

Lady Jeen, hope I see you again…!

‘Deze Alvis is een unieke en elegante wagen die het restaureren meer dan waard is’

Tekst Rob Strating  | Fotografie Niels d’ Hooge