Verscholen in het groen achter de dorpskern van Kloetinge staat het prachtige Jachthuis van de ambachtsheerlijkheid Kloetinge. Sinds 1871 is dit het buitenhuis van de ambachtsheren en –vrouwen. De huidige ambachtsvrouwe, Jeanne Jacqueline van Dijk van ’t Velde- jonkvrouw Rademacher Schorer, verblijft hier zoveel als mogelijk. Op haar terras vertelt zij over haar functie van ambachtsvrouwe waarvoor zij onlangs koninklijk onderscheiden werd.
Het mag dan haar buitenverblijf zijn, het Jachthuis is wel de plek waar de ambachtsvrouwe zich thuis voelt. “Hier in Kloetinge liggen mijn ‘roots’ en ik ben hier zoveel mogelijk. Natuurlijk heb ik ook mijn huis en verplichtingen in Utrecht, ik rijd dan ook veel heen-en-weer. Mijn moeder zei altijd al: ‘Net datgene wat je nodig hebt, ligt in het andere huis’ en dat klopt heel vaak!’’
Niets te kiezen
Haar moeder was Irmgard Marguérite Rademacher Schorer-Clotterbooke Patijn (1896-1984) en ook zij was ambachtsvrouwe van Kloetinge. “Zij was de tweede dochter van mijn grootvader en hij verkoos haar boven haar oudere zuster om ambachtsvrouw te worden. Ik ben enig kind, er viel dus weinig te kiezen. Ik heb altijd geweten dat ik ambachtsvrouwe zou worden. Zelf heb ik drie kinderen en mijn jongste zoon ondersteunt mij bij mijn werk. Hij zorgt tegenwoordig voor alle beheertaken van de landerijen, het Jachthuis en de boerderij die bij de ambachtsheerlijkheid horen. Dat is veel werk. Ik richt me tegenwoordig voornamelijk op de sociale kant van mijn functie.’’
Gildebroeders
De ambachtsvrouwe is onder meer beschermvrouw van het Sint-Sebastiaans- of Handbooggilde van Kloetinge. Dat heeft meer betekenis dan het jaarlijks uitreiken van de beker; als zij komt te overlijden, zullen de gildebroeders in zwarte rouwmantels haar de kerk in dragen en daarna naar het kerkhof. Een mooie rouwverwerking noemt de ambachtsvrouwe het.
Kleinzoon
Om ervoor te zorgen dat haar kinderen zich met Kloetinge verbonden voelen, reed het gezin Van Dijk van ’t Velde elke vakantie naar Kloetinge. “We gingen nooit ergens anders heen. Je moet wortelen om de waarde te herkennen van zo’n functie. Dat vind ik heel belangrijk. Als ik overlijd, zal mijn jongste zoon mij opvolgen. Maar nu al neem ik geregeld mijn enige kleinkind Jaimy mee, zoals mijn moeder mij overal mee naar toe nam. Ook hij zal ooit ambachtsheer worden en alle verplichtingen uitvoeren.’’
Goede doelen
Eén van die verplichtingen is het beheer van de Vicariestichting De Vijf Capellarijen Ambachtsheerlijkheid Kloetinge. Deze van oorsprong middeleeuwse kerkelijke stichting beheert een fonds voor goede doelen. “Dankzij de vicariestichting hebben we de financiële armslag om veel te doen voor Kloetinge en omgeving. Na de reformatie was de vicariestichting bedoeld om studiebeurzen te verstrekken aan zonen van dominees in de omgeving. Bovendien valt het beheer en onderhoud van het Jachthuis en park onder het fonds om dit cultureel erfgoed te kunnen behouden. Daarnaast kunnen we onder meer culturele, educatieve en charitatieve activiteiten in en rond Kloetinge ondersteunen.’’
Kinderfeest
Voorbeelden zijn publicaties over de geschiedenis van ambachtsheerlijkheid Kloetinge en het gilde Sint-Sebastiaan, maar ook de opleiding van een organist, aanschaf van instrumenten van Brassband Excelsior, de redding van de Oostmolen (1704) in Kloetinge en de jaarlijkse kinderdag. “Dat is altijd zo leuk. We organiseren een theater- of muziekvoorstelling, want zingen doen ze niet meer in de klas. En ik vertel graag over vroeger, hoe ik als kind mee mocht rijden met de wagen vol hooi. Dan wijs ik naar een halve ladder die aan de hoge schuurbalk hangt en vraag ze of ze weten waar die voor dient. De geschiedenis van Kloetinge gaat over landbouw, maar kinderen weten er steeds minder vanaf.’’
Koninklijk
De tuin van het Jachthuis staat jaarlijks ook open voor een uitvoering van Brassband Excelsior. Door slechte weersomstandigheden werd het tuinconcert de afgelopen zomer in de grote schuur gehouden. Daar kreeg het een extra feestelijk tintje. Burgemeester
René Verhulst van Goes mocht de ambachtsvrouwe namens de koning de versierselen opspelden, behorend bij de benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
De ambachtsvrouwe werd op deze manier geëerd voor dertig jaar onvermoeide inzet voor de gemeenschap van Kloetinge. Ook haar jarenlange inzet als gids en medeorganisator van tentoonstellingen in het Paleis op de Dam in Amsterdam en haar muziekavonden en lezingen in haar huis in Utrecht werden gewaardeerd. “Ik voel me heel vereerd. Vooral ook omdat de aanvraag uit Kloetinge zelf kwam, echt heel roerend. Wat ik als ambachtsvrouwe doe, is mijn plicht, geen verdienste want ik heb geen keuze. En dan krijg ik er nog een koninklijk lintje voor ook! Bijzonder.’’
Ambachtsheerlijkheid Kloetinge
De oudste vermelding van de ambachtsheerlijkheid Kloetinge dateert uit 1216. Ambachtsheerlijkheden komen vooral voor in Zeeland en Holland. De eerste ambachtsheren waren in de vroege middeleeuwen lokale machthebbers die hun status ontleenden aan hun grondbezit. Later werd hun status erkend en zorgden zij voor recht en regels, belastinginning en publieke werken. Hun rechtsgebied (ambacht) besloeg inmiddels meer dan hun eigen grondbezit. De functie ambachtsheer (of -vrouw) gaat via vererving over op de volgende generatie, maar kan ook met de ambachtheerlijkheid verkocht worden. Nadat de laatste telg Van Cloetinghes overleed, zijn verschillende families ambachtsheer geweest, onder wie Van Borsele, Van Brederode, De Jonge en Van Rechteren.
In 1843 kochten de beide grootvaders van Johan Cornelis Clotterbooke Patijn (1832-1876) de ambachtheerlijkheid van Kloetinge voor deze jonge wees. Daarmee wilden zij hem van een inkomen verzekeren. Bij de aankoop behoorden onder meer het in 1881 gesloopte ambachtsherenhuis, vier boerderijen met landerijen en een kudde schapen. J.C. Clotterbooke Patijn was de overgrootvader van de huidige ambachtsvrouwe en degene die in 1871 het Jachthuis liet bouwen.
Tekst Inge Heuff
Fotografie Marieke Mol