Jan Peter Balkenende (68), geboren in Biezelinge, is voornamelijk bekend vanwege zijn premierschap van 22 juli 2002 tot 14 oktober 2010. In de afgelopen vijftien jaar, na zijn vertrek als minister-president, was zijn leven misschien wel nóg drukker en minstens zo betekenisvol. VIVACE gaat in gesprek met de Zeeuw in hart en nieren, over zijn jeugdherinneringen, studie- en carrièrekeuzes en liefde voor deze provincie.
Tekst: Gertie de Boey | Foto’s: Anika Bos
“Wanneer ik tijdens mijn studententijd terug naar Zeeland reisde en Bergen op Zoom voorbij was, dacht ik altijd: ik ben weer thuis”
Hoe zag uw jeugd in Zeeland eruit?
“Ik kom uit een fijn gezin, had een warme jeugd met mijn twee broers. Mijn ouders waren zeer maatschappelijk betrokken. Ze zaten in veel besturen, zowel op provinciaal, als landelijk en internationaal gebied. Ik leerde veel van hen. Naar school ging ik graag en in mijn vrije tijd deed ik aan judo, scouting en tennis.”
U was dus zeer sportief?
“Tijdens mijn studententijd deed ik aan skiën, schaatsen, tennis en hardlopen en had ik een racefiets. Helaas kreeg ik het daarna zo druk met werk dat er van sporten niet veel meer terechtkwam. Wel was ik altijd nauw betrokken bij de sportwereld. Zo ging ik als premier mee naar de Olympische Spelen of, als dat niet lukte, belde ik de sporters op om ze te feliciteren met hun kampioenschappen. Ook werkte ik samen met zwemkampioen Pieter van den Hoogenband in zijn Stichting Topsport Community.”
Kunt u twee jeugdherinneringen delen die u gevormd hebben als persoon?
“Mijn ouders hadden een kaart van Zeeland die aangaf welke delen van deze provincie onder water stonden na de Watersnoodramp in 1953. Samen met de verhalen over de ramp – ook in onze familie verloren we familieleden – maakte die kaart veel indruk op mij als kind. Net als het verhaal over Duitse militairen die rond het huis van mijn moeders familie liepen waar zich een onderduiker bevond. Evenals de Sherman tank, die als oorlogsmonument op de dijk in Westkapelle staat. Een tweede herinnering: ik ging naar het Christelijk Lyceum voor Zeeland en Rector K. de Jong Ozn. vond het belangrijk dat wij als leerlingen te maken kregen met cultuur. We bezochten veel theatervoorstellingen, concerten en tentoonstellingen en dat wakkerde mijn liefde voor kunst en cultuur aan.”
Wat deed u ertoe besluiten om Geschiedenis en Nederlands Recht te studeren?
“Mijn moeder zat in het onderwijs en lesgeven in de Duitse taal- en letterkunde sprak me aan. Echter was ik zo geïnteresseerd in geschiedenis, economie en politiek, dat mijn ouders met het idee kwamen om de studie Geschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam te volgen. Tijdens de doctoraalfase van die studie koos ik voor economische en sociale geschiedenis en de bijvakken economie en politicologie. Een mooi pakket waarvan ik mijn hele leven plezier heb gehad. Toen ik bijna klaar was met Geschiedenis, ging ik een tweede studie doen: Rechten. Ik specialiseerde me in staats- en bestuursrecht. Tijdens mijn studie Geschiedenis las ik veel artikelen over de Zeeuwse geschiedenis en was ik lid van de studentenverenging LANX, waarbinnen we een Zeeuwsch Genootschap hadden. Een keer per jaar organiseerden we voor de vereniging een Zeeuwse avond, waarbij we het Zeeuws volkslied zongen, naar de documentaire ‘Commando Strikes at Walcheren’ keken en mosselen aten.”
Wist u als kind al dat u de politiek in wilde?
“De belangstelling voor politiek was er altijd al. De moorden op John en Robert Kennedy en Martin Luther King grepen mij echt aan. Tijdens mijn middelbareschooltijd genoot ik van de politieke debatten tussen Hans Wiegel en Joop den Uyl. Op mijn vijftiende bezocht ik de gemeenteraad van Kapelle. Tijdens mijn studententijd was ik lid van de faculteitsraad, werd ik lid van het CDA, waarvoor ik bewust koos, vanwege hun uitgangspunten. Ik werd in 1981 voorgedragen als jongerenkandidaat voor de gemeenteraad van Amstelveen. Dat deed ik uiteindelijk zestien jaar, het was mijn eerste stap in de politiek. Daarnaast was ik werkzaam bij de Academische Raad, het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA en na mijn academische promotie in 1992, waar mijn beide broers paranimf waren, als bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit. De combinatie van dit alles vond ik mooi om te doen. In 1997 ben ik benaderd om Tweede Kamerlid te worden. Dat gebeurde uiteindelijk in 1998 en zo begon mijn aandeel in de Haagse politiek.”
Stap voor stap dus.
“Klopt, ik streefde voor mezelf nooit een politieke carrière na, het was de inhoud die me interesseerde. Wat mij bezighield, was het denken van de partij, de uitgangspunten en de visie op de maatschappij – ‘de verantwoordelijke samenleving’ – en de toekomst. Ik was sterk inhoudelijk gedreven, maar met een praktische inslag. Ik combineerde mijn werk bij het Wetenschappelijk Instituut dan ook graag met mijn raadswerk.”


Op welke manier droegen uw Zeeuwse roots bij aan uw politieke carrière?
“Wat ik fijn vind aan de Zeeuwen is dat ze een houding hebben van ‘blijf maar gewoon doen’. En dat ze recht door zee zijn. Aan die Zeeuwse karaktereigenschappen heb ik veel gehad. Het uitgangspunt ‘Luctor et Emergo’, ‘ik worstel en kom boven’, heb je nodig binnen de politiek. Het gaat niet vanzelf, je loopt tegen allerlei problemen aan en je krijgt veel kritiek. Je moet moed hebben om veranderingen door te voeren. Dus ja, ik had veel aan mijn Zeeuwse roots, net als aan mijn christelijk geloof overigens.”
Hoe kijkt u terug op uw periode als minister-president?
“Met veel dankbaarheid, plezier en warmte. Het was keihard werken, ik sliep slechts drie tot vier uur per nacht, maar ik deed het met volle overtuiging. Ik beschouwde het als een opdracht: dit komt op mijn pad en dus mag ik niet voor mijn verantwoordelijkheid weglopen. We hadden de moed om onder meer hervormingen binnen de sociale zekerheid door te voeren, de prepensioenfaciliteiten te beëindigen, te kiezen voor innovatie en de thematiek van waarden en normen op de voorgrond te zetten.”
Was het moeilijk om te stoppen?
“Nee, omdat je daar een aantal maanden naartoe groeit. Mensen zeiden: ‘Neem een sabbatical, even een half jaar rust, je hebt zo hard gewerkt.’ Dat is niet gelukt. Ik ging er samen met mijn gezin een paar dagen tussenuit en daarna direct weer aan de slag. Ik werd gevraagd door de Erasmus Universiteit Rotterdam om hoogleraar te worden en benaderd om partner te worden bij EY (Ernst & Young). Daarbij richtte ik me op corporate responsibility en internationale zaken en kon ik daardoor blijven reizen en veel verschillende mensen ontmoeten, wat ik ook veel als premier deed. Daaromheen had ik nog allerlei andere functies. De afgelopen vijftien jaar was ik net zo druk als tijdens mijn premierschap, soms zelfs nog drukker. Het was een boeiende periode.”
En die rust dan?
“Ach, ik vind het niet erg om hard te werken. Je probeert als mens bij te dragen aan de maatschappij en meerwaarde te hebben. Dit is mijn manier.”
U verliet Zeeland definitief toen u ging studeren in Amsterdam.
“Ik heb altijd in Amstelveen gewoond, na ons huwelijk in Capelle aan den IJssel en gewerkt in Den Haag en Rotterdam. Wanneer ik tijdens mijn studententijd terug naar Zeeland reisde en Bergen op Zoom voorbij was, dacht ik altijd: ik ben weer thuis. Als premier had ik een gesprek met jonge mensen uit Zeeland die elders woonden. Een student, die in Maastricht woonde, zei exact hetzelfde. Mooi vind ik dat.”


U verliet Zeeland definitief toen u ging studeren in Amsterdam.
“Ik heb altijd in Amstelveen gewoond, na ons huwelijk in Capelle aan den IJssel en gewerkt in Den Haag en Rotterdam. Wanneer ik tijdens mijn studententijd terug naar Zeeland reisde en Bergen op Zoom voorbij was, dacht ik altijd: ik ben weer thuis. Als premier had ik een gesprek met jonge mensen uit Zeeland die elders woonden. Een student, die in Maastricht woonde, zei exact hetzelfde. Mooi vind ik dat.”
De band met Zeeland is dus altijd gebleven?
“Eens een Zeeuw, altijd een Zeeuw. Toen mijn eerste kabinet ten val kwam, bezocht ik aan het eind van die week een Zeeuwse dialecten dag in Kapelle. Ik genoot enorm van de warmte die ik daar voelde. Het deed me goed. Ook had ik ooit een gesprek met de redactie van EW en kreeg ik een Zeeuws paeremes cadeau van hoofredacteur Arendo Joustra, met mijn naam erin gekerfd. En bij mijn afscheid als premier kreeg ik van hem Zeeuws knopje manchetknopen cadeau. Dit alles zegt veel over mijn verbinding met Zeeland.”
Bent u nog regelmatig te vinden in deze provincie?
“Zeker, vooral om mijn 94-jarige moeder te bezoeken. Bovendien vind ik het heerlijk om aan de Zeeuwse kust te zijn. Het bezoeken van Westkapelle, Domburg en Zoutelande hoort bij mijn leven. Als ik de stranden en paalhoofden zie, voel ik me thuis. De verschillende soorten dialecten en klederdrachten die deze provincie rijk is – of misschien beter: was -, hebben mij altijd geïnteresseerd. Die veelzijdigheid, ik geniet er ontzettend van. Zeeland is een provincie om trots op te zijn.”
Wat wilt u jonge mensen die de politiek in willen, meegeven?
“Mijn wedervragen zijn altijd: ‘Wat wil je bereiken? Waar sta je voor? Wat zijn je idealen?’ Je gaat niet de politiek in om de politiek in te gaan. Je gaat de politiek in, omdat je iets voor ogen hebt. Omdat je idealen hebt. Omdat je Nederland, de provincie of gemeente wil verbeteren. Denk altijd na over wat jou drijft, want het begint met inhoud.”
Wat wilt u zelf nog bereiken?
“Ondanks dat ik inmiddels de AOW-leeftijd heb bereikt, ga ik gewoon door. Dat heeft te maken met de idealen die ik heb. We leven in een wereld die uit elkaar dreigt te vallen. Ik denk dat politieke leiders zich eerlijk moeten afvragen of dat wat zij nu doen in het belang is van de komende generaties en onze planeet. Wat ik anderen wil meegeven, is door te gaan met het nastreven van je idealen. Ook al is het lastig op dit moment, ik weet zeker dat we hier uitkomen. Ik vertrouw erop dat we uiteindelijk het besef hebben dat we als mensen elkaar nodig hebben om deze planeet te laten voortbestaan. Blijf met je benen op de grond staan en blijf vooruitkijken. Het is belangrijk dat die houding overwint. Leven vanuit hoop is cruciaal.”